U bent hier

Over

Van jongs af aan ben ik ge­boeid door de we­reld om me heen. Soms let­ter­lijk, zo­als bij mijn ge­boor­te [1949], ver­strikt in de na­vel­streng, en als peu­ter, aan de gei­ten­pin en aan de lei­band, om­dat ik zo on­der­ne­mend was en niet aan het hand­je van mijn moe­der wil­de lo­pen. Soms fi­guur­lijk, door de di­ver­si­teit aan denk­beel­den, voor­waar­den, ge­drags­co­des en ge­woon­tes die dag-­in-­dag-­uit, jaar-­in-­jaar-­uit over me wer­den uit­ge­stort. Waar ik ge­acht werd me aan vast te hou­den, maar wat ik niet wil­de om­dat ik niet wijs kon wor­den uit die on-­af­han­ke­lij­ke band die va­der di­ri­geer­de en moe­der or­ga­ni­seer­de. 
 
Het heeft me ge­maakt tot wie ik ge­wor­den ben: een fi­lo­so­fisch ob­ser­ve­ren­de en ana­ly­tisch struc­tu­re­ren­de or­ga­ni­sa­tor die de evo­lu­ti­o­nai­re klu­wen die de ho­mo-­sa­piens-­fa­mi­lie van zich­zelf en el­kaar heeft ge­scha­pen pro­beert te ont­cij­fe­renont­war­ren en struc­tu­re­ren en in en tot niet-­be­scha­di­gen­de ba­nen en le­vens­wij­zes pro­beert te in­spi­re­ren.
 
Want ik mag dan een – door ge­ne­ti­sche fa­mi­lie­ban­den ge­boeid – pro­duct van [Achterhoekse] voor­za­ten zijn, ik ben ook een on­af­han­ke­lij­ke geest voor mij­zelf en mijn na­za­ten en an­de­ren. 
 
Tot er­ger­nis van de ho­mo sa­piens-­fa­mi­lie want die wil geen lo­gi­ca en re­de­lijk­heid en on­af­han­ke­lijk­heid. Die heeft zich­zelf op een god­de­lijk faraotisch voet­stuk ge­plaatst. Die re­(a)­geert als een mens­aap en leijdt als een beest. Met al­le ge­vol­gen van­dien voor al die­ge­nen die dat ge­la­ten laten ge­beu­ren en/­of daar con­for­mis­tisch ach­ter­aan sjezen. 
 
Van­daar dat ik op de­ze si­te al­ler­han­de stand­pun­ten, idee­ën, fi­lo­so­fie­ën en schrij­ve­rij­en heb staan waar de lief­heb­ber zijn of haar ge­dach­ten en over­we­gin­gen over kan la­ten gaan. 

Elze
te Winkel