U bent hier

Y - symboliek

afbeelding van Elze
Net als de X staat de Y voor meer­de­re be­te­ke­nis­sen. In de eer­ste plaats is het de 25e let­ter uit het hui­di­ge La­tijn­se al­fa­bet, de 20e let­ter uit het Griek­se en de 6e letter uit het Ka­naä­ni­tische [mee­stal Fe­ni­ci­sche ge­noemd] en Se­mi­ti­sche al­fa­bet. De Y heeft dus een he­le reis ge­maakt van de 6e plaats in het Se­mi­ti­sche al­fa­bet – de bron waar het Ka­na­äni­ti­sche, Griek­se en La­tijn­se al­fa­bet op zijn voort­ge­bor­duurd – naar de 25e en op één na laat­ste plaats in het La­tijn­se al­fa­bet. 
Het se­mi­ti­sche sym­bool, een haak, ver­toont over­een­kom­sten met het vrou­we­lij­ke ge­slachts­te­ken maar dan zon­der kruis. Het kruis kwam la­ter, aan het eind van het Se­mi­ti­sche al­fa­bet. Sym­bo­lisch zou je kun­nen zeg­gen dat de 6e let­ter en de 22e uit het Se­mi­ti­sche al­fa­bet als een vrou­we­lijk te­ken bij el­kaar ho­ren en sa­men het vrou­we­lijk ge­slacht sym­bo­li­se­ren.
Wat de Ba­by­lo­niërs la­ter heb­ben ge­daan. Die kop­pel­den de Se­mi­ti­sche haak met een kruis daar­on­der aan de lief­de en vrucht­baar­heid van de vrouw, de pla­neet ve­nus en de mor­gen­ster.
Dat zorgde voor de nodige spraakverwarring, want eeu­wen daar­na vi­su­a­li­seer­de Chris­tus [sym­bool voor het kruis en kruis­dra­ger] zich­zelf als de mor­gen­ster, de wor­tel en het ge­slacht van Da­vid [Op. 22:­16] en de­ge­ne die in het be­zit is van de sleu­tels van de dood en het do­den­rijk [Op. 1:18]. Sleu­tels die de vorm heb­ben van een Se­mi­ti­sche haak. Een haak die ook veel over­een­kom­sten ver­toont met een naald. Wat doet den­ken aan het ge­zeg­de: door het oog van de [haak]­naald krui­pen en niet in de haak zijn. En de di­ver­se zond­(en)­vloed­ver­ha­len in de we­reld.
 
Bij het Ka­na­ä­ni­ti­sche al­fa­bet is het op­per­hoofd ver­dwe­nen. Is het oog van de haak van een half­ron­de naar een hoe­ki­ge schaal ge­ë­vo­lu­eerd. Daar wordt de zui­ver­heid in een schaal van 1 op X ge­me­ten en de scha­len vol god­de­lij­ke gram­schap [over al­le on­zui­ver­he­den] over zon, lucht, aar­de en mens­heid uit­ge­stort, al­dus de Open­ba­rin­gen van Jo­han­nes [Op. 15:5-8 + 16:1-21].
De oor­spron­ke­ijke haak is ge­de­gra­deerd van de zes­de let­ter in het Se­mi­tische naar de 19e plaats in het Ka­na­ä­ni­ti­sche al­fa­bet. Daar staat het, met een streep­je door het oog, voor aap voor de letter Q. Con­form het spreek­woord: de splin­ter in het oog van de an­der wel zien maar niet de balk in je eigen oog. Wat je in ver­band zou kun­nen bren­gen met die god­de­lij­ke zond­(en)­vloed en Ka­na­än, de klein­zoon van Noach die de zon­de(n)­bok werd voor de re­ac­tie van zijn va­der op het ge­drag van zijn groot­va­der, de man die voor de zond­vloed recht­vaar­dig en on­be­ris­pe­lijk wan­del­de naast God maar daar­na niet recht­vaar­dig en on­be­ris­pe­lijk meer was. 
Want dat krijg je als je geen af­stand neemt van nar­cis­ten die van machts­wel­lust, be­scha­di­gen en an­de­ren ti­ran­ni­se­ren een god­de­lijke ge­woon­te heb­ben ge­maakt. Als je weet dat ge­drag niet in de recht­vaar­di­ge haak is maar er het zwij­gen toe doet en dat van an­de­ren ook ver­wacht. Als je net zo zon­de­bok­ken cre­ëert door een klein­kind te straf­fen om­dat je kind er niet net zo het zwij­gen toe deed als jij. Als je je ene kind dui­de­lijk wil ma­ken dat je zijn re­ac­tie be­grijpt en aan­vaart maar je an­de­re kin­de­ren wil be­lo­nen om hun zwij­gen. Als je dat ene kind net zo uit­daagt om on­re­de­lijk te zijn als jij en je voor­ge­slacht heb­ben ge­daan en die an­de­ren voor­spie­gelt dat ze re­de­lijk zijn. Kort­om, als je ge­sple­ten re­a­geert. 
 
Dat is net zo niet in de haak als het ont­staan van de let­ter Y. De Y die staat voor Y-­chro­mo­soom. Een kort man­ne­lijk ge­slachts­chro­mo­soom dat zich heeft ge­spe­ci­a­li­seerd in de over­dracht van man­ne­lij­ke ken­mer­ken. Ken­mer­ken die de Ba­by­lo­niërs pla­ne­tair in beeld heb­ben ge­bracht als een oor­logs­zuch­tig ­­ver­nie­len­de en de pest ver­oor­za­ken­de mars-­man, ver­ge­lijk­baar met de ver­schroei­en­de mid­dag­zon. Die ze voor aap zet­ten door daar een ge­slachts­te­ken van te ma­ken in de vorm van de Ka­na­äni­ti­sche Q een kwart­slag naar bo­ven ge­draaid met de Ka­na­ä­ni­ti­sche A van de os er als een schui­ne pijl-hoed bo­ven­op. Als schuins­mar­cheer­der.
Want dat krijg je met ma­nnen die sug­ge­re­ren dat het in de haak is om - in te­gen­stel­ling tot het X-­chro­mo­soom - al­les wat niet met de ge­slachts­be­pa­ling te ma­ken heeft uit te 
wis­sen en dat ver­de­di­gen als ef­fi­ciën­tie. Die zijn ver­ge­lijk­baar aan de X, staan daar chro­mo­so­misch naast om­dat dat de weg van de min­ste weer­stand is om van hun zon­d(en)­vloed af te ko­men en sug­ge­re­ren ver­vol­gens dat de X zon­de­bok­ken bees­ten zijn waar je de baas over moet spe­len, en als dat niet lukt moet uit­roei­en.  
Die ge­brui­ken een ver­ti­ca­le y-as als te­gen­han­ger van de ho­ri­zon­ta­le x-as en dui­den het snij­punt als de oor­sprong aan. De oor­sprong van nieuw­e Xjes en Ytjes. Waar ze ver­vol­gens ver­ge­lij­kin­gen op los la­ten hoe mak­ke­lijk ze te ge­lei­den zijn. En wat hun ge­lei­dings­ver­mo­gen is. Hoe mak­ke­lijk ze doen wat de Y-lei­der wil, hoe mak­ke­lijk ze zijn om te vor­men tot zon­de­bok­ken en hoe mak­ke­lijk ze zich als een lam naar de slacht­bank la­ten lei­den.