U bent hier

2.2. Persoonlijke ontwikkeling

afbeelding van Elze
Uitgangspunt: 

Ons leven is een voortdurende herhaling van zetten. Op voorwaarde van zichzelf en anderen niet beschadigen krijgt iedereen, van de wieg tot het graf, de gelegenheid om op eigen wijze, in een zelf gekozen tempo zijn/haar willen, kunnen, doen en zijn naar een hoger plan te brengen. Leidraad zijn de 16 ont­wik­kelingsfases uit de eerste 12 levensjaren, zoals beschreven in Boeken/4-Fasentheorie en Visie 2.3.3. 

afbeelding van Elze

2.2.1. 'Ik wil' periode

0 m: Ik wil zelf bepalen wat ik wil. Dit is de onderzoek-fase. In deze fase leert het kind te ont­dek­kken wat er in de wereld voorhanden is, wat toegankelijk is en wat onbereikbaar, wat gratis is en waar welk prijs­kaartje aan hangt. Leert het kind afwegingen, selecties en keuzes maken.  
 
9 m: Ik wil en jij wil. Dit is de empathie-fase. Het vermogen om je te kunnen verplaatsen in de ge­dach­ten- en er­va­rings­wereld van anderen. In deze fase wordt geleerd hoe de wil van de één, op zichzelf en an­de­ren niet be­scha­di­gen­de wijze en af­stand, afge­stemd kan worden op anderen.   
 
18 m: Ik wil dit wel maar dat niet. Dit is de ondernemende-fase.Hier worden, op voorwaarde van jezelf en an­de­ren niet be­scha­di­gen, zoveel mogelijk keu­ze­mo­ge­lijk­he­den aangeboden, want mogelijkheden ver­ken­nen en eigen keu­zes ma­ken op basis van een breed aanbod is het fun­da­ment van iedere identiteit. Zonder een breed scala aan mo­ge­lijk­he­den worden niet alleen de keuzes be­perkt en dus alsnog op troyaanse wijze een door anderen ge­wen­ste rich­ting in gestuurd. [bij­voor­beeld 'om het mak­ke­lij­ker te maken'. – makkelijker voor wie?], maar ook niet ge­oe­fend in het analyseren en afwegen van voor- en na­de­len.
 
27 m: Ik wil mijzelf zijn. Dit is de identiteit-fase. Is het besef dat je een drie-eenheid bent van dat wat je wil, kan en doet. Leren verantwoorde keuzes te maken is dan ook voor iedereen, jong en oud, kinderen en volwas­se­nen, van groot belang. Her­over­we­gen hoort daarbij. Her­over­we­gen betekent dat iets nog niet dui­de­lijk is. Dat er nog niet vol­doende informatie beschikbaaris, de informatie nog niet op de juis­te wij­ze tot kennis is ge­kop­peld, er een conflict ont­staat met oude informatie en eerdere er­varingen, of dat men aarzelt van­we­ge de con­se­quen­ties die iedere keu­ze met zich mee­brengt [als ik dit kies vindt die ander mij stom, word ik buitengesloten of men­taal, fysiek, eco­no­misch en/of cul­tureel-maat­schap­pe­lijk bedreigd].
 
afbeelding van Elze

2.2.2. 'Ik kan' periode

3 jr: Ik wil zelf bepalen wat ik kan. Dit is de ontwikkeling-fase. In deze fase leert het kind de af­we­ging en se­lec­tie maken wat het wil kunnen. En hoe dat te ontwikkelen. Leert het dat en hoe het zelf-kennis en zelf-ver­trou­wen kan opbou­wen. 

b4 jr: Ik kan en jij kan. Dit is de zelfvertrouwen-fase. Hier leert het kind te vertrouwen in ei­gen kun­nen. en daar open­lijk voor uit te ko­men Het laat zich in­trin­siek niet meer van de wijs laat brengen door po­si­tie­ve of ne­ga­tie­ve reac­ties van anderen. Het kan des­ge­vraagd een spe­cifieke opdracht uit­voe­ren en een ex­trin­siek op­ge­leg­de toets doen op dat specifieke ge­bied. Dit kunnen zowel huis-tuin-­keuken als intel­lec­tu­ele of cre­a­tie­ve taken zijn. Hier­bij wordt steeds weer op de­zelf­de wij­ze ge­bruik gemaakt van specifieke interesses en vaardig­he­den. 
 
4h jr: Ik kan dit wel maar dat niet. Dit is de zelf-kritiek-fase. Zelfonderzoek scherpt het natuurlijke beoor­de­lings­ver­mo­gen. Leert kinderen om op soepe­le wijze met successen en tekort­ko­min­gen van zichzelf en an­de­ren om te gaan. Sti­muleert om in groepsverband met jong en oud standpunten uit te wwis­se­len, van me­ning te ver­schil­len, af­wijzingen te incasseren en waar­dering te oogsten. De nadruk van be­oor­de­lin­gen dient steeds opbouwend te zijn, niet afbrekend, ook waar het fou­ten be­treft [wat kun je van je fouten leren]. Kin­deren en vol­was­senen [ouders, leer­krach­ten, zorg­ver­le­ners en an­de­ren] beoordelen elkaar daarop en worden daarop be­oor­deeld. 
 
5k jr: Ik kan mijzelf zijn. Dit is de zelf-bewustzijn-fase. Het bewustzijn van een kind dat zichzelf op ei­gen kracht ontwikkelt heeft tot een identiteit dat zelf wil, kan en doet. Een zelf­stan­dige identiteit dat zichzelf kan ver­trouwen om­dat het zichzelf zelfkritisch kan bijsturen in de ge­wen­ste richting. Iemand die onderscheid kan ma­ken tussen zich­zelf en anderen. Tussen zichzelf en de omgeving. Die, zon­der zich­zelf of anderen te be­scha­di­gen, de nodige afstand schept en bewaakt en recht­vaar­dig afstemt op anderen. Iemand die weet wat die wel en niet kan en wat het het wel en niet van anderen kan verwachten. 

afbeelding van Elze

2.2.3. 'Ik doe' periode

6 jr: Ik wil zelf bepalen wat ik ga doen. Dit is de voorkeur-fase. In deze fase bepaalt ieder kind zelf – op voor­waar­de van niet beschadigen van zichzelf en anderen - wat hij of zij nu en in de toekomst wil gaan doen, met zijn of haar tot dan toe ontwikkelde wensen en kennis. En hoe. In hoe­ver­re hij of zij dit alleen wil of kan doen en in hoe­ver­re sa­men met anderen. Een zelfbewust kind weet wat het wil en kan. Weet hoe het moet omgaan met anderen. Weet hoe het fouten van zichzelf en anderen onder ogen kan zien. Weet hoe het eigen fouten kan herstellen. Weet hoe het, zonder zichzelf en anderen te be­scha­digen, in dis­cus­sie kan gaan met anderen. En weet wanneer en hoe het de nood­za­ke­lij­ke afstand moet nemen van an­de­ren. 

b7 jr: Ik doe dit en jij doet dat. Dit is de inventarisatie -fase. Iedere kind wordt geconfronteerd met de keu­zes en be­zigheden van zichzelf en anderen. In deze fase wordt onderzocht en ge­ïn­ven­ta­ri­seerd wat wel en niet gewenst en mogelijk is. En waarom. Het kind wordt zich er meer en meer bewust van wat en hoeveel in­vloed de gedachten, gevoelens, er­va­rin­gen en keuzes van anderen op zijn of haar eigen leven uitoefenen. Wat de invloed en aan­trek­kings­kracht van groepsvorming is:
  1. je bent niet alleen,
  2. je leert de wensen, beweegredenen, argumenten, gevoelens, keuzes en keuzemogelijkheden en on­mo­ge­lijk­he­den van anderen (beter) ken­nen.
  3. je kunt samenwerken om iets [een gezamenlijk doel of project] tot stand te brengen wat je niet alleen kunt,
  4. je kunt je – als onderdeel van de groep – één voelen met en gezien worden door andere groepsleden en je [sa­men] sterk genoeg voelen om mogelijke bedreigingen te weerstaan.

maar je kunt ook geconfronteerd worden met

  1. ondemocratisch samengestelde groepsgeboden van cul­tureel-maat­schap­pe­lijk schaamteloos 
    on­der­ne­men­de individuen en groepen die er een
  2. rigide groepscultuur op na houdt gebaseerd op het recht van de sterkste, waar je weinig in te brengen hebt en,
  3. nauwelijks keuzemogelijkheden maar wel veel
  4. plichten en ge- en verbodens. die niet alleen beschadigend zijn voor jezelf maar ook voor anderen. Met na­me voor critici, onwilligen en niet-groepsleden.

7h jr: Ik doe dit wel maar dat niet. Dit is de morele-fase. Hier komt het vooruit denken en plannen voor de korte en lange termijn aan de orde. In deze fase worden heroverwegingen gemaakt en con­se­quenties getrokken uit tot nog toe ge­maak­te keuzes. Het kind heeft inmiddels een goed inzicht wat de ge­vol­gen kunnen zijn van allerhande in­di­viduele en groepsgebonden be­zig­he­den. Wat de nadelen zijn van het samen op­trek­ken met anderen [be­per­king van keu­zemogelijkheden, strikt ge­re­gu­leer­de af­stem­ming op anderen, even­tu­eel schadelijke gevolgen voor zich­zelf en anderen, etc]. En wat de consequenties zijn als je ervoor kiest om in je eentje be­zig­he­den te ontplooien. Als je – om wat voor reden dan ook – niet hetzelfde wil doen als de groep / cultuur. Of niet altijd, niet op die manier of onder die voorwaarden. [risico van afwijzing en erger van al diegenen die wel groeps­ge­bon­den keuzes hebben gemaakt]. 
 
8k jr: Ik doe het vanuit mijzelf. Dit is de creatieve-fase. In deze fase worden keuzes, kennis en kundes ge­in­te­greerd en geautomatiseerd en als zodanig – als vanzelf – omgezet in allerhande creatieve processen. Zowel op in­di­vi­dueel als groepsniveau. Dit blijkt voor veel mensen achteraf vaak het startpunt te zijn voor een creatieve ont­wik­ke­ling waarop in latere levensstadiavaak met plezier aan wordt gerefereerd

afbeelding van Elze

2.2.4. 'Ik ben' periode

9 jr: Ik wil zelf bepalen wie ik ben. Dit is de identificatie-fase. In deze fase komt de identificatie met zelf ge­maak­te keu­zes, interesses, bezigheden en opvattingen aan de ordeHet blikveld van het kind verruimt. Het denkt niet alleen meer na over de kleine wereld in en om hem of haar heen maar ook over de grote wereld daarbuiten. Over goed en kwaad, mo­rele stan­daar­den, culturen en wereldproblematiek. Het on­der­zoekt de familiaire en maat­schap­pe­lijke ont­wikkelingen en verbanden, neemt niet alles meer voor waar aan en stelt kritische vragen over de op­vat­tin­gen, be­doelingen, gedrag en gewoontes van familieleden, omgeving, maatschappij en culturen. En ven­ti­leert zijn of haar morele oordeel daarover. 

b10 jr: Ik ben ik en jij bent jij. Dit is de assertiviteits-fase. Het kind stelt zich steeds onafhankelijker op. Het heeft in­middels een eigen kijk en visie ontwikkeld en voelt zich mentaal sterk genoeg om daarover te debatteren en van mening te verschillen. Zowel over persoonlijke zaken, voorkeuren en keuzes van zichzelf en de mensen om hem of haar heen, als over culturele en maatschappelijke zaken. Het neemt geen genoegen meer met opmerkingen als 'wat weet jij daar nou van' en 'wijsneus' en gaat een conflict daarover niet uit de weg. 

10h jr: Ik ben dit wel en dat niet. Dit is de presentatie-fase. In deze fase laat het kind zien wie het is en waar het voor staat. Dat het klaar is om een eigen plaats in de wereld in te nemen. Met een eigen rol en functie. Dat het klaar is om verantwoordelijkheid te dragen. Dat het geen kind meer is. Het gedraagt zich steeds onafhankelijker, ontwikkelt zijn of haar eigen interesses en hobbies, al dan niet samen met een eigen vriendenclub en maakt zich meer en meer los van het reilen en zeilen in de familie-or­ga­ni­satie. 

11k jr: Ik ben wie ik wil zijnDit is de distantie-fase. Het kind neemt afscheid van zijn of haar kinderjaren. Het heeft zijn of haar standpunt bepaalt, zijn of haar opstelling ten aanzien van familie en bekenden ingenomen en zijn of haar keuzes gemaakt. Het voelt zich niet alleen een eigen persoonlijkheid, maar ook – als zodanig – een deel van een groter geheel. Het mijmert over zijn of haar plaats in dat grotere geheel, bezint zich over zijn of haar rol daar­in en filosofeert over zijn of haar toekomstplannen en toekomstperspectief. 
 
Onderdeel: