We signaleren wat af, de hele dag. De wereld om ons heen, de wereld op TV. Wat we willen, kunnen en doen en wie we zijn. En de knoop daartussen. Wat anderen willen, kunnen, doen en zijn. En de discrepantie daartussen. We registreren wat we denken en wat we doen. En het verschil daartussen. We horen wat anderen denken en zien wat ze doen en constateren eent contrast. We verifiëren het onderscheid tussen de denkbeelden, voorwaarden, gedragscodes en gewoontes van anderen en die van onszelf en beraden ons op onze positie en identiteit.... Om nog maar niet te spreken over alle overeenkomsten die we signaleren. Overeenkomsten die anderen en/of ons welgevalllg zijn en overeenkomsten waar wij en/of anderen van gruwelen....
Althans, dat zeggen we. Maar is dat wel zo? In welke mate dan? En waar blijkt dat uit dan?
Want we signaleren zoveel dat Thalamus, het sensorisch regelcentrum in het midden van ons hoofd, de storende signalen naar believen uitschakelt. Dat is handig als we ons op één ding willen focussen. We zouden anders sensorisch dol worden van al die signalen om ons heen.
Dat thalamus als ze moe wordt als eerste in slaap* valt is dan ook niet zo verwonderlijk. Ze bemiddeld namelijk ook nog tussen de grote hersenen [de verwerker van sensorische informatie en regulator van vrijwillige bewegingen en geheugenopslag] en de kleine hersenen [de coördinator van bewegingen] en ook nog tussen hypothalamus [het overlevingscentrum] en de grote hersenen. Ga er maar aanstaan. Die rust is welverdiend. Daarbij kan ze rustig slapen want het reukcentrum gaat zijn eigen snuffelende gang wel. Dat is de waakhond die een waarschuwingsbelletje laat druppen als iets ons de neus uit komt en/of we hoognodig een frisse neus moeten halen. Bovendien verloopt ons doen en laten langs de door Thalamus voorgeschreven paden van Gyrus Cinguli, de gordel die om de hersenbalk en Thalamus heen loopt. Een limbisch, oftewel omrandend, systeem dat ons doen en laten klassiek beloont met operant geconditioneerde methodes als we Thalamus bekende weg volgen en straft als we daarvan afwijken.
Want Thalamus reg(ul)eert maar Gyrus re(a)geert over/op wat bij Thalamus niet aanslaat. Die dicteert als een opperhoofd wat niet aanstaat en zegt dan Jezuïtisch: 'Komt allen tot mij die neutrinaal opgejaagd zijt en ik zal u a(u)tomatisch energieverslindende rust geven'. Kan hij doen. Geen hersenbalk die er naar kraait. Die balkt ook van twee walletjes. Geeft alles wat de moederlijk signalerende Thalamus reguleert rustig door aan de vaderlijk reagerende Gyrus en vise versa. Volgens welke maatstaven Thalamus selecteert en reguleert en Gyrus beloont en straft is zijn zaak niet. Dat zoek je zelf maar uit.
Hoe?
Nou, bijvoorbeeld door eens stil te staan bij wat we allemaal signaleren en wat niet. En of dat elkaar niet in de weg zit. Sommige dingen zijn opbouwend voor onszelf en/of anderen. Dat noemen we positief maar kan negatief zijn als dat wat we opbouwen beschadigend is voor onszelf en/of anderen. Soms breken we iets af in onszelf en/of anderen. Dat heet negatief maar kan positief zijn als dat wat we afbreken ruimte maakt voor iets positiefs.
Een voorbeeld:
een deel van de mensheid wil in een vredige wereld leven. Een wereld waar mens, dier en milieu op respectvolle wijze met elkaar omgaan. We bedoelen daarmee dat we elkaar de noodzakelijke ruimte willen geven om een eigen, consistente identiteit te vormen en te handhaven. De consequentie daarvan is echter dat we geconfronteerd worden met allerhande grenzen van onszelf en anderen die wij en anderen dienen te respecteren. En daar begint het probleem. Want hoeveel ruimte hebben wij en anderen nu nodig en hoeveel straks?
In 'The Hidden dimension' deed Edward T Hall*, [1914-2009] antropoloog en grondlegger van de interculturele communicatie als antropologische wetenschap*, onderzoek naar de persoonlijke ruimte en kwam uit op 4 zones:
- De intieme zone: 0- 45 cm
- De persoonlijke zone: 45-121 cm
- De sociale zone: 121- 365 cm
- De publieke zone: 365-762cm en meer voor belangrijke personen [914 cm].
Volgens Hall stijgt de persoonlijke ruimte met de mate van belangrijkheid. Hoe belangrijker je bent hoe meer afstand er geschapen wordt. Zo heb je meer bewegingsvrijheid en minder last van de sensorische prikkels van anderen [fysieke, visuele, geluids- en stankoverlast e.d.]. Onderzoek in de dierenwereld [John B. Calhoun, 1917-1995] heeft uitgewezen dat te weinig persoonlijke ruimte [in familie en andere groepen] leidt tot stress, conflicten, fysieke en mentale terugtrekking [afstandelijk, afwezig, internalisatie], ziektes en vroegtijdig overlijden.
Ik kan dus nu – als baby en stadsmens - weinig persoonlijke ruimte hebben omdat ik onbelangrijk ben maar straks – als volwassene en plattelander –veel omdat ik belangrijk geworden ben. En sommigen worden – als plattelands-jager in de dop - al geboren als belangrijk familielid, terwijl anderen – als stadse verzamelaar- ook als volwassene een onbelangrijk familielid dienen te blijven.
- Net als in de Afrikaanse Masai-cultuur waar de man vorstelijk op één kamer slaapt en vrouwen kinderen slaafs op de andere.
- Net als in de [Saoedi-] Arabische cultuur waar de vrouw het bezit is van de man.
- Net als in al die andere culturen waar de man Gyrusaal dicteert wat de vrouw Thalamisch reguleert.
Zo geredeneerd is een neutrino het belangrijkste element in de kosmos want die heeft oneindig veel ruimte voor zichzelf. En een belangrijk persoon, een angstige, want volgens Britse wetenschappers hebben angstige mensen meer ruimte nodig*. Geen wonder. Die zijn als de dood... voor ongezonde leefsituaties. Die willen het sterke geslacht zijn... en blijven. Zo beschouwd vertonen neutrino's en belangrijke personen interessante overeenkomsten.
- De neutrino sjeest door alles en iedereen heen [zie structureren, eigentijdse voorwaarden, 4e alinea] en veel belangrijke personen lopen ongeremd over zich alles en iedereen heen en eigenen zich ongegeneerd dat- en diegene toe wat in hun economische kraam te pas komt dan wel zij politiek noodzakelijk achten.
Immers:
- Een neutrino is onaanzienlijk en belangrijke personen zijn bang dat te worden.
- Een neutrino heeft veel kosmische ruimte en belangrijke personen creëren die door veel betaalmiddelen te verzamelen [waaronder menskracht] om grote landhuizen en kastelen te kunnen bezitten met veel ruimte en gebarricadeerde afscheiding er omheen.
- Een neutrino is onderdeel van een machtig groot netwerk en belangrijke personen bouwen die op.
En daarmee zijn we op het terrein van de ethiek beland. Want hoeveel ruimte willen we voor onszelf en hoeveel ruimte laten we over aan anderen. Oftewel, hoe belangrijk willen we zijn? En waneer is dat goed of kwaad. Wanneer is dat wat wij en anderen signaleren positief opbouwend en wanneer negatief. Wanneer is dat wat we signaleren negatief afbrekend en wanneer positief? En nog belangrijker, hoe gaan we daarmee om? Zoals onze menselijke, dierlijke, organische en natuurkundige voorzaten al mljarden jaren gewoon zijn te doen? Met struisvogelpolitiek voor ons eigen kwaad en een vergrootglas voor dat van anderen? Zoals al die belangrijke familieleiders en familieleden, al die belangrijke leraren en leerlingen, al die belangrijke hoogleraren en wetenschappers, al die belangrijke bedrijfsleiders en medewerkers, al die belangrijke geldwolven en graaiers, al die belangrijke journalisten en presentatoren, al die belangrijke politici en ambtenaren, al die belangrijke dictators en machtswellustelingen, al die belangrijke vorstenhuizen en koningsgezinden, al die belangrijke goden en gelovigen, al die belangrijke culturen en cultuuraanbidders?
De ketting is zo sterk als de zwakste schakel. Vele neutrinale struisvogels maken één grote struisvogelcultuur. En vele neutrinale belangrijken één super-belangrijke ruimteverslinder die alles en iedereen die op zijn of haar pad komt energieslurpend uit de weg ruimt.
Onder het mom; 'mijn naam is neutrinale angsthaas, wat niet weet, wat niet deert',
- signaleren ze alleen wat ze willen en/of mogen signaleren.
- Doceren ze wat en wie belangrijk is en wat en wie niet.
- Manipuleren ze wie de ruimte krijgt om belangrijk te worden en wie er niet toe doet.
- Intimideren ze dat zij belangrijk zijn en jij en anderen niet.
En omdat ze dat graag zo willen houden dicteren ze dat zij jouw en andermans fysieke & mentale ruimte en tijd & geld willen hebben, dat zij mogen terroriseren en tiranniseren; omdat jij en anderen er -in hun ruimteverslindende en energieslurpende ogen- niet [meer] toe doen.
Met andere woorden, ons vermogen om weg te filteren wat ons onwelgevallig is, heeft zijn goede en zijn kwade kanten.
Aan de ene kant is het behulpzaam om alles wat we onaangenaam vinden – zoals storende geluiden, beelden, bewegingen en [tast en pijn] gevoelens – buiten te sluiten, wat handig is bij het concentreren op een taak of in bijzondere situaties. Nemen we alleen nog maar waar wat we willen waarnemen, al het andere lijkt uit ons ervaringsveld verdwenen. Inclusief de ongeremde boodschappen van al die belangrijke angsthazen die als de dood zijn.... om onbelangrijk te worden.
Aan de andere kant kan ons dat zo goed bevallen dat we daarin doorslaan door er een gewoonte van te maken om letterlijk en/of figuurlijk niets meer waar te nemen wat ons niet aanstaat.
Oftewel, we worden kortzichtig. We signaleren alleen nog maar wat in onze kraam te pas komt. Voor we het weten lijden we, analoog aan het kokende kikkersyndroom, aan het struisvogelcomplex. Net als de kikker – die een gewelddadige confrontatie met een pan met kokend water uit de weg sprong, maar zich net zolang liet inpakken door een behagelijk zacht verwarmend waterbad tot het te laat was - signaleren we op een gegeven moment het kwaad niet meer, met alle gevolgen van dien. We hebben ons bij de neus laten nemen en ons in slaap laten sussen door het sprookje van een waakzaam reukcentrum en een meesterlijke Gyrus en ons zenuwcentrum aan gevaarlijk stinkende beloningen overgeleverd. De beloning om op kinderlijke wijze sensorische informatie te mogen!! verzamelen, mits we alleen signaleren wat de jager welgevallig is en we het resultaat, onder aangenaam kortzichtig stads-verzamelende voorwaarden, linea recta naar onaangenaam langzichtige plattelandsjagers toe jagen. Platoonse jagers die zeggen dat ze fysiek weliswaar zullen vergaan, maar dat hun jager-verzamelaar ideeën mentaal zullen blijven bestaan. Dankzij de elementaire kortzichtigheid van mens, dier en organismen.... zeggen stinkend-jaloerse jagers. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is.... onaangenaam.
Want de belangrijk doende jager heeft zo weliswaar heel rustig, precies volgens een langzichtig plan, op link gerechtvaardigde wijze, zoveel plattelandsruimte en sensorische stadsinformatie bij elkaar gejaagd en verzameld, dat er voor de zichzelf onbelangrijk voelende verzamelaar niet meer overblijft dan zich fysiek en mentaal letterlijk en figuurlijk heel gejaagd, op on-rechtvaardig gelinkte wijze stads terug te trekken; in een eigen sensorisch gestructureerde en geautomatiseerde verzameling cellen en organen, maar hij heeft buiten de verzamelaar gerekend. Want haar manier om aan de wensen van anderen te voldoen en onaangename jagers te ontlopen is een specialistisch versluierd ervaringsveld tegenover de uniform inducerende ideeënwereld van zaadcellerig jagende plattelandsidentiteiten. Versluier je in jezelf, zorg dat je sensorisch zo min mogelijk last veroorzaakt, distantieer je zoveel mogelijk van de overlast van anderen, roei zo prettig mogelijk met de ruimte en signalen die je hebt en lever anderen de gewenste signalen en iedereen lijkt tevreden. Lijkt, want de jagers signaleren alleen nog maar wat ze willen signaleren en de verzamelaars maken een selectie voor buiten en binnen. Die worden overwoekerd door kwaad-aardige signalen waar ze geen kant mee op kunnen. Tenzij ze die recyclen tot iets positiefs.
Met als gevolg, één grote struisvogelwereld met weinig belangrijke jagers vol plattelandspolitiiek buiten en veel kleine stadsfamilies vol onbelangrijke verzamelaars met een dubbele moraal binnen. Want de jagers signaleren geen gevaar meer dankzij verzamelaars die het wel signaleren maar niet mogen zeggen. Daarmee hebben de jagers de macht over wat ze signaleren uit handen gegeven en ook dat vinden ze onaangenaam. Zo hebben de verzamelaars immers de macht hen naar believen te overvallen met een reeks aan onaangenaamheden. En dat was niet de bedoeling. Dus dachten de jagers slim te zijn door de rollen op linke wijze om te draaien. Door de verzamelaars zo te overladen met onaangename signalen dat ze vanzelf in slaap vallen, want van al die onaangename signalen die je moet zien om te bouwen tot iets aangenaams word je maar wat moe. Dat zijn energieslurpers. Maar toen werden onze belangrijke jagers er mee geconfronteerd. Want dat krijg je als er niemand is om van die onaangenaam onbelangrijke verzameling signalen waar je niet mee geconfronteerd wil worden, iets aangenaam belangrijks te maken. Dan word je er door overvallen. Zelfs als je het zelf hebt uitgelokt. Als je dacht dat het wel mee zou vallen. Dan zie je ineens wat je nooit wou zien. Dan ontdek je ineens wat zij kunnen en jij niet. Dan word je, voor je het weet overspoeld met onaangenaam belangrijke verzameling signalen. Verzamelingen waar je geen kant mee op kunt. Met dank aan de vooruitziende blik van kortzichtig in slaap gesukkelde verzamelaars. Die hebben immers vaker met onaangename bijltjes gehakt. Die weten hoe ze van iets onaangenaam onbelangrijks iets aangenaam belangrijks kunnen maken. En na gedane arbeid is het goed rusten. Mogen al die belangrijke jagers dat onbelangrijke verzamelstokje overnemen. Veel plezier met de jacht op die onaangenaam on-belangrijke verzameling signalen van alles dat en iedereen die zo onaangenaam on-belangrijk is.
Dat is namelijk het gevolg als je het zo onaangenaam vindt om onbelangrijk te zijn. Dan moet je eerst voortdurend op jacht naar aangename signalen en meer ruimte, energie en materie daarvoor en vervolgens al die graag geziene bijdehandjes met hun luchtig klinkende signalen die je zo aangenaam vindt naar jouw voorkeur modelleren, waardoor ze minder aangenaam en belangrijk worden omdat aangename signalen een concurrent zijn en dat is onaangenaam voor alles en iedereen die belangrijk wil zijn. Alleen breek je daarmee onmiddellijk al het aangename weer af dan wel jaagt het net zolang op tot het zichzelf op stadse wijze ophoopt, daardoor nog meer gebreken gaat vertonen, gestoord raakt en/of zich plattelands [laat] opknopen omdat plezierjagers als jij ze overtollig acht. Omdat ze een te grote bedreiging vormen voor jouw belangrijke positie. Met als gevolg dat je weer op zoek moet naar nieuwe aangename signalen en het belangrijke liedje weer van voren af aan begint.
Met andere woorden, als je voortdurend op zoek bent naar meer, meer, meer [prettige signalen] en belangrijk, belangrijker, belangrijkst, zonder stil te staan hoe je dat wat je hebt op vredelievende wijze structureert, automatiseert en controleert, blijf je jagen op positieve signalen en al die negatieve [belangrijke, positieve, bedreigende] signalen uitbannen of niet [willen] zien vanwege de dubbele moraal.
De moraal van dit verhaal?
We ontvangen en geven niet alleen signalen, we zijn het ook. Seconde in, seconde uit. Voor de ander, voor onszelf, als fysieke groeps-identiteit dat menselijk lichaam en geest heet, als onderdeel van een familie/groep.... Voortdurend geven we signalen af waarin we onze positie bepalen en de positie van anderen, stellen we voorwaarden en signaleren we de voorwaarden van anderen.
Desondanks, of juist daardoor, filteren we ook heel veel weg. Omdat we belangrijkere zaken te doen hebben of aangenamere dingen willlen doen. Onbelangrijke zaken en mensen moeten wachten, zeggen we. Net als onaangename. Dat zijn stoorzenders. Die vreten energie. Daar worden we onaangenaam en/of moe van. Daar houden we niet van. We willen alleen aangename dingen en mensen om ons heen en belangrijke dingen doen. Met mensen die onze zienswijze delen en dingen die ons van nut zijn. En dus focussen we ons op dat wat aangenaam en belangrijk is in onze ogen en ontdoen we ons van alles wat onaangenaam en onbelangrijk is. Alles wat we belangrijk en aangenaam vinden krijgt ruime aandacht en alles wat onbelangrijk en onaangenaam is moet onmiddellijk oprotten. Want we vinden het belangrijk dat iets of iemand aangenaam is. Aangenaam en belangrijk koppelen we graag en veel aan elkaar. Ook als dat wat aangenaam niet belangrijk is en dat wat belangrijk niet aangenaam. Net zo koppelen we het onaangename graag aan onbelangrijk, terwijl dat heel belangrijk kan zijn. Zoals een vieze geur die ons waarschuwt dat er iets onaangenaam is, dat er gevaar dreigt, of symbolisch, dat iemand stinkend jaloers is. En iets dat, of iemand die onbelangrijk is kan heel aangenaam zijn. Als zij en/of wij dat willen tenminste. Vraag is echter: willen we dat wel? En zo ja, tegen welke prijs?