U bent hier

1.1 Signaleren

afbeelding van Elze

We signaleren wat af, de hele dag. De wereld om ons heen, de wereld op TV. Wat we willen, kun­nen en doen en wie we zijn. En de knoop daartussen. Wat anderen willen, kunnen, doen en zijn. En de dis­cre­pantie daartussen. We registreren wat we denken en wat we doen. En het verschil daartussen. We horen wat anderen den­ken en zien wat ze doen en constateren eent con­trast. We verifiëren het onderscheid tussen de denk­beelden, voor­waarden, gedragscodes en ge­woon­tes van anderen en die van ons­zelf en beraden ons op onze positie en identiteit.... Om nog maar niet te spreken over alle overeen­kom­sten die we sig­na­leren. Overeenkomsten die anderen en/of ons wel­ge­valllg zijn en overeenkomsten waar wij en/of anderen van gruwelen....

Althans, dat zeggen we. Maar is dat wel zo? In welke mate dan? En waar blijkt dat uit dan? 
Want we signaleren zoveel dat Thalamus, het senso­risch re­gel­centrum in het mid­den van ons hoofd, de storende sig­na­len naar believen uitschakelt. Dat is handig als we ons op één ding willen focussen. We zouden anders sen­sorisch dol worden van al die signalen om ons heen.
Dat tha­la­mus als ze moe wordt als eerste in slaap* valt is dan ook niet zo verwonderlijk. Ze be­mid­deld namelijk ook nog tussen de grote hersenen [de verwerker van sen­sorische informatie en regulator van vrijwillige bewe­gin­gen en ge­heu­gen­opslag] en de kleine her­se­nen [de coördinator van bewe­gin­gen] en ook nog tussen hypothalamus [het overlevings­cen­trum] en de grote her­se­nen. Ga er maar aanstaan. Die rust is welverdiend. Daarbij kan ze rustig slapen want het reukcentrum gaat zijn eigen snuffelende gang wel. Dat is de waak­hond die een waarschuwingsbelletje laat druppen als iets ons de neus uit komt en/of we hoognodig een frisse neus moeten halen. Bovendien verloopt ons doen en laten langs de door Thalamus voor­ge­schre­ven pa­den van Gy­rus Cinguli, de gor­del die om de hersenbalk en Thala­mus heen loopt. Een limbisch, oftewel omrandend, systeem dat ons doen en laten klas­siek be­loont met operant ge­con­ditio­neer­de methodes als we Thalamus bekende weg volgen en straft als we daar­van afwijken. 
Want Thalamus re­g(ul)­eert maar Gyrus re(a)­geert over/op wat bij Thala­mus niet aan­slaat. Die dicteert als een op­per­hoofd wat niet aanstaat en zegt dan Je­zuï­tisch: 'Komt allen tot mij die neut­ri­naal op­ge­jaagd zijt en ik zal u a(u)­to­matisch ener­gie­ver­slin­den­de rust ge­ven'. Kan hij doen. Geen her­sen­balk die er naar kraait. Die balkt ook van twee walle­tjes. Geeft alles wat de moederlijk signa­le­ren­de Tha­la­mus regu­leert rustig door aan de va­der­lijk re­agerende Gyrus en vise versa. Volgens welke maat­sta­ven Thala­mus se­lec­teert en reguleert en Gyrus beloont en straft is zijn zaak niet. Dat zoek je zelf maar uit.

Hoe?

Nou, bijvoorbeeld door eens stil te staan bij wat we allemaal signaleren en wat niet. En of dat elkaar niet in de weg zit. Sommige dingen zijn op­bou­wend voor ons­zelf en/of anderen. Dat noemen we positief maar kan negatief zijn als dat wat we opbouwen beschadigend is voor onszelf en/of anderen. Soms breken we iets af in ons­zelf en/of ande­ren. Dat heet negatief maar kan positief zijn als dat wat we af­bre­ken ruimte maakt voor iets positiefs.

Een voorbeeld:
een deel van de mensheid wil in een vredige wereld leven. Een wereld waar mens, dier en milieu op respectvolle wijze met el­kaar omgaan. We be­doe­len daarmee dat we elkaar de noodzakelijke ruimte willen geven om een eigen, consistente identiteit te vormen en te handhaven. De consequentie daar­van is ech­ter dat we geconfronteerd worden met allerhande grenzen van ons­zelf en anderen die wij en anderen dienen te respecteren. En daar begint het pro­bleem. Want hoeveel ruimte hebben wij en anderen nu nodig en hoeveel straks?
In 'The Hidden dimension' deed Edward T Hall*, [1914-2009] antropo­loog en grond­legger van de in­ter­cul­tu­re­le communicatie als antropologische weten­schap*, onderzoek naar de persoonlijke ruimte en kwam uit op 4 zones:

  • De intieme zone: 0- 45 cm
  • De persoonlijke zone: 45-121 cm
  • De sociale zone: 121- 365 cm
  • De publieke zone: 365-762cm en meer voor belangrijke perso­nen [914 cm].

Volgens Hall stijgt de persoonlijke ruimte met de mate van belangrijkheid. Hoe belangrijker je bent hoe meer afstand er ge­scha­pen wordt. Zo heb je meer bewegingsvrijheid en minder last van de sensorische prikkels van an­de­ren [fysieke, visuele, geluids- en stankoverlast e.d.]. Onderzoek in de die­ren­wereld [John B. Calhoun, 1917-1995] heeft uitgewezen dat te weinig per­soonl­ijke ruimte [in familie en andere groepen] leidt tot stress, conflicten, fy­sie­ke en mentale te­rugtrekking [afstandelijk, afwezig, in­ter­na­li­satie], ziek­tes en vroeg­tijdig overlij­den.

Ik kan dus nu als baby en stadsmens - weinig persoonlijke ruimte hebben omdat ik on­be­langrijk ben maar straksals volwassene en plattelander veel omdat ik be­langrijk geworden ben. En sommigen worden als plat­te­lands-jager in de dop - al geboren als be­langrijk familielid, ter­wijl anderen als stadse verzamelaar- ook als vol­was­sene een on­be­lang­rijk fa­mi­lielid die­nen te blij­ven.

  • Net als in de Afri­kaan­se Masai-cultuur waar de man vors­telijk op één kamer slaapt en vrouwen kin­de­ren slaafs op de andere.
  • Net als in de [Saoedi-] Arabische cultuur waar de vrouw het bezit is van de man.
  • Net als in al die andere cul­tu­ren waar de man Gyrusaal dicteert wat de vrouw Tha­la­misch reguleert. 

Zo geredeneerd is een neu­tri­no het belangrijkste element in de kosmos want die heeft onein­dig veel ruimte voor zichzelf. En een belangrijk persoon, een ang­stige, want vol­gens Britse we­ten­schappers heb­ben angstige mensen meer ruimte nodig*. Geen wonder. Die zijn als de dood... voor ongezonde leef­si­tua­ties. Die willen het sterke geslacht zijn... en blijven. Zo be­schouwd ver­to­nen neu­tri­no's en belangrijke personen in­te­res­san­te over­een­kom­sten.

  1. De neutrino sjeest door alles en iedereen heen [zie structureren, ei­gen­tijd­se voorwaarden, 4e ali­nea] en veel belangrijke personen lopen on­ge­remd over zich alles en ie­dereen heen en ei­ge­nen zich on­ge­geneerd dat- en diegene toe wat in hun economische kraam te pas komt dan wel zij po­li­tiek noodzakelijk achten.

    Immers:

  2. Een neut­ri­no is on­aan­zien­lijk en be­lang­rij­ke per­so­nen zijn bang dat te wor­den.
  3. Een neu­tri­no heeft veel kos­mi­sche ruim­te en be­lang­rij­ke per­so­nen creë­ren die door veel be­taal­mid­de­len te ver­za­me­len [waar­on­der mens­kracht] om grote land­hui­zen en ka­s­te­len te kun­nen be­zit­ten met veel ruim­te en ge­barri­ca­deer­de af­schei­ding er­ om­heen.
  4. Een neu­tri­no is on­der­deel van een mach­tig groot net­werk en be­lang­rijke per­so­nen bou­wen die op.
En daar­mee zijn we op het ter­rein van de ethiek be­land. Want hoe­veel ruim­te wil­len we voor ons­zelf en hoe­veel ruim­te laten we over aan an­deren. Ofte­wel, hoe belang­rijk wil­len we zijn? En wa­neer is dat goed of kwaad. Wan­neer is dat wat wij en an­de­ren sig­na­le­ren po­si­tief op­bou­wend en wan­neer ne­ga­tief. Wan­neer is dat wat we sig­na­le­ren ne­gatief af­bre­kend en wan­neer po­si­tief? En nog be­lang­rij­ker, hoe gaan we daar­mee om? Zoals on­ze men­se­lij­ke, dier­lij­ke, or­ga­ni­sche en na­tuur­kun­di­ge voor­za­ten al mlj­ar­den jaren ge­woon zijn te doen? Met struis­vo­ge­l­politiek voor ons ei­gen kwaad en een ver­groot­glas voor dat van an­de­ren? Zoals al die be­lang­rij­ke fa­milie­le­iders en fa­mi­lie­le­den, al die be­lang­rij­ke le­ra­ren en leer­lin­gen, al die be­lang­rij­ke hoog­le­ra­ren en we­ten­schap­pers, al die be­lang­rij­ke be­drijfs­lei­ders en me­de­werkers, al die be­lang­rij­ke geld­wol­ven en graai­ers, al die be­lang­rij­ke jour­na­lis­ten en presen­ta­to­ren, al die be­lang­rij­ke po­li­ti­ci en amb­ten­aren, al die be­lang­rij­ke dic­ta­tors en machts­wel­lus­te­lin­gen, al die be­lang­rij­ke vors­ten­huizen en ko­nings­ge­zin­den, al die be­lang­rij­ke goden en ge­lovigen, al die be­lang­rij­ke cul­tu­ren en cul­tuur­aan­bid­ders?
De ket­ting is zo sterk als de zwak­ste scha­kel. Vele neu­tri­na­le struis­vo­gels maken één grote struis­vo­gelcul­tuur. En vele neu­tri­na­le be­lang­rij­ken één su­per-belangrijke ruim­te­ver­slin­der die alles en ie­der­een die op zijn of haar pad komt ener­gieslur­pend uit de weg ruimt.

Onder het mom; 'mijn naam is neu­tri­na­le angst­haas, wat niet weet, wat niet deert',
  • sig­na­le­ren ze al­leen wat ze wil­len en/of mogen sig­na­le­ren.
  • Do­ce­ren ze wat en wie be­lang­rijk is en wat en wie niet.
  • Ma­ni­pu­le­ren ze wie de ruim­te krijgt om be­lang­rijk te wor­den en wie er niet toe doet.
  • In­timideren ze dat zij be­lang­rijk zijn en jij en an­de­ren niet.

En omdat ze dat graag zo wil­len hou­den dic­te­ren ze dat zij jouw en an­der­mans fy­sie­ke & men­tale ruim­te en tijd & geld wil­len heb­ben, dat zij mogen terrori­se­ren en ti­ran­ni­se­ren; omdat jij en an­de­ren er -in hun ruim­teverslin­den­de en energie­slur­pen­de ogen- niet [meer] toe doen.

Met an­de­re woor­den, ons ver­mo­gen om weg te fil­te­ren wat ons onwel­ge­val­lig is, heeft zijn goede en zijn kwade kan­ten.
Aan de ene kant is het behulp­zaam om alles wat we onaan­ge­naam vin­den – zoals sto­ren­de gelui­den, beel­den, be­we­gin­gen en [tast en pijn] ge­voe­lens – bui­ten te slui­ten, wat han­dig is bij het con­centreren op een taak of in bij­zon­de­re si­tua­ties. Nemen we al­leen nog maar waar wat we wil­len waar­ne­men, al het an­dere lijkt uit ons ervarings­veld ver­dwe­nen. In­clu­sief de on­ge­rem­de bood­schap­pen van al die be­lang­rij­ke angst­hazen die als de dood zijn.... om on­be­langrijk te wor­den.
Aan de an­de­re kant kan ons dat zo goed be­val­len dat we daar­in door­slaan door er een ge­woonte van te maken om let­ter­lijk en/of fi­guur­lijk niets meer waar te ne­men wat ons niet aan­staat.
Of­te­wel, we wor­den kort­zicht­ig. We sig­na­le­ren al­leen nog maar wat in onze kraam te pas komt. Voor we het weten lij­den we, ana­loog aan het ko­ken­de kikker­syn­droom, aan het struis­vo­gel­complex. Net als de kik­ker – die een ge­weld­da­di­ge confron­ta­tie met een pan met ko­kend water uit de weg sprong, maar zich net zo­lang liet in­pak­ken door een be­ha­ge­lijk zacht ver­war­mend wa­ter­bad tot het te laat was - sig­na­le­ren we op een ge­ge­ven mo­ment het kwaad niet meer, met alle ge­volgen van dien. We heb­ben ons bij de neus laten nemen en ons in slaap laten sus­sen door het sprook­je van een waak­za­am reuk­cen­trum en een mees­terlijke Gyrus en ons zenuw­cen­trum aan gevaar­lijk stin­ken­de belonin­gen over­ge­le­verd. De be­lo­ning om op kin­derlijke wijze sen­sori­sche informa­tie te mogen!! ver­za­me­len, mits we al­leen sig­na­le­ren wat de jager wel­gevallig is en we het re­sul­taat, onder aange­naam kort­zichtig stads-­verzamelende voor­waar­den, linea rec­ta naar on­aan­ge­naam lang­zichtige plat­te­lands­ja­gers toe ja­gen. Pla­toon­se ja­gers die zeg­gen dat ze fy­siek wel­is­waar zul­len ver­gaan, maar dat hun ja­ger-­ver­za­melaar ideeën men­taal zul­len blij­ven be­staan. Dank­zij de elemen­taire kort­zich­tig­heid van mens, dier en organis­men.... zeg­gen stin­kend-­ja­loerse ja­gers. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is.... on­aange­naam.

Want de be­lang­rijk doen­de jager heeft zo wel­is­waar heel rus­tig, pre­cies vol­gens een lang­zich­tig plan, op link gerecht­vaar­dig­de wijze, ­zoveel plat­te­lands­ruim­te en senso­rische stads­in­for­matie bij el­kaar ge­jaagd en ver­za­meld, dat er voor de zich­zelf on­be­lang­rijk voe­len­de ver­za­me­laar niet meer over­blijft dan zich fy­siek en men­taal let­ter­lijk en fi­guur­lijk heel ge­jaagd, op on-­recht­vaar­dig gel­ink­te wijze stads terug te trek­ken; in een eigen sen­so­risch ge­struc­tu­reer­de en ge­au­to­ma­ti­seer­de ver­za­me­ling cel­len en or­ga­nen, maar hij heeft bui­ten de ver­za­me­laar ge­re­kend. Want haar ma­nier om aan de wen­sen van an­de­ren te vol­doen en onaan­ge­na­me ja­gers te ont­lo­pen is een spe­cia­lis­tisch ver­slui­er­d er­var­ings­veld te­gen­over de uni­form indu­ce­ren­de ideeën­we­reld van zaad­cel­lerig ja­gen­de plat­te­landsidentiteiten. Ver­slui­er je in je­zelf, zorg dat je sen­so­risch zo min mo­ge­lijk last ver­oor­zaakt, dis­tan­ti­eer je zo­veel mo­ge­lijk van de over­last van an­deren, roei zo pret­tig mo­ge­lijk met de ruim­te en sig­na­len die je hebt en le­ver an­de­ren de ge­wen­ste sig­na­len en ie­der­een lijkt te­vreden. Lijkt, want de ja­gers sig­na­le­ren al­leen nog maar wat ze wil­len sig­naleren en de ver­za­me­laars ma­ken een selec­tie voor bui­ten en bin­nen. Die wor­den over­woe­kerd door kwaad-aar­di­ge sig­na­len waar ze geen kant mee op kun­nen. Ten­zij ze die re­cy­clen tot iets po­si­tiefs.
Met als ge­volg, één grote struis­vo­gel­we­reld met wei­nig be­lang­rij­ke ja­gers vol plat­te­lands­po­li­ti­iek bui­ten en veel klei­ne stads­fa­milies vol on­belangrijke ver­za­me­laars met een dub­be­le mo­raal bin­nen. Want de ja­gers sig­na­le­ren geen ge­vaar meer dank­zij verzamel­aars die het wel sig­na­le­ren maar niet mo­gen zeg­gen. Daar­mee heb­ben de ja­gers de macht over wat ze signa­le­ren uit han­den ge­ge­ven en ook dat vin­den ze on­aan­ge­naam. Zo heb­ben de ver­za­me­laars im­mers de macht hen naar be­lie­ven te over­val­len met een reeks aan on­aan­ge­naam­he­den. En dat was niet de bedoe­ling. Dus dach­ten de ja­gers slim te zijn door de rol­len op lin­ke wijze om­ te ­draaien. Door de ver­za­me­laars zo te over­la­den met onaan­ge­name sig­na­len dat ze van­zelf in slaap val­len, want van al die on­aan­gename sig­nalen die je moet zien om te bou­wen tot iets aan­ge­naams word je maar wat moe. Dat zijn energie­slur­pers. Maar toen wer­den onze be­lang­rij­ke ja­gers er mee gecon­fron­teerd. Want dat krijg je als er nie­mand is om van die on­aan­ge­naam on­be­lang­rijke ver­za­me­ling sig­na­len waar je niet mee ge­con­fron­teerd wil wor­den, iets aan­genaam be­langrijks te maken. Dan word je er door over­vallen. Zelfs als je het zelf hebt uit­ge­lokt. Als je dacht dat het wel mee zou val­len. Dan zie je in­eens wat je nooit wou zien. Dan ont­dek je in­eens wat zij kun­nen en jij niet. Dan word je, voor je het weet over­spoeld met on­aan­ge­naam be­lang­rij­ke ver­za­me­ling sig­na­len. Ver­za­me­lin­gen waar je geen kant mee op kunt. Met dank aan de voor­uit­zien­de blik van kort­zich­tig in slaap ge­suk­kelde ver­za­mel­aars. Die heb­ben im­mers vaker met on­aan­ge­na­me bijl­tjes ge­hakt. Die weten hoe ze van iets on­aan­ge­naam onbe­lang­rijks iets aan­ge­naam be­lang­rijks kun­nen maken. En na geda­ne ar­beid is het goed rus­ten. Mogen al die be­lang­rijke ja­gers dat onbe­lang­rijke verza­mel­stok­je over­ne­men. Veel ple­zier met de jacht op die on­aan­ge­naam on-be­lang­rij­ke ver­za­me­ling sig­na­len van alles dat en ie­der­een die zo on­aan­ge­naam on-be­lang­rijk is.
Dat is na­me­lijk het ge­volg als je het zo on­aan­ge­naam vindt om on­be­lang­rijk te zijn. Dan moet je eerst voort­du­rend op jacht naar aan­ge­na­me sig­na­len en meer ruim­te, ener­gie en ma­te­rie daar­voor en ver­vol­gens al die graag gezie­ne bij­de­hand­jes met hun luch­tig klin­ken­de sig­na­len die je zo aange­naam vindt naar jouw voor­keur mo­del­le­ren, waar­door ze min­der aan­ge­naam en be­langrijk wor­den omdat aan­ge­na­me sig­na­len een con­cur­rent zijn en dat is onaan­ge­naam voor alles en ie­der­een die be­lang­rijk wil zijn. Al­leen breek je daar­mee on­mid­del­lijk al het aan­ge­name weer af dan wel jaagt het net zo­lang op tot het zich­zelf op stad­se wijze op­hoopt, daar­door nog meer ge­breken gaat ver­to­nen, ge­stoord raakt en/of zich plat­te­lands [laa­t] op­knopen omdat ple­zier­ja­gers als jij ze over­tol­lig acht. Omdat ze een te grote bedrei­ging vor­men voor jouw be­lang­rij­ke po­si­tie. Met als ge­volg dat je weer op zoek moet naar nieu­we aan­ge­na­me sig­na­len en het be­lang­rij­ke lied­je weer van voren af aan be­gint.
Met an­de­re woor­den, als je voort­du­rend op zoek bent naar meer, meer, meer [pret­ti­ge sig­na­len] en belang­rijk, be­lang­rijker, be­lang­rijkst, zon­der stil te staan hoe je dat wat je hebt op vre­de­lie­ven­de wijze struc­tu­reert, automa­ti­seert en con­tro­leert, blijf je jagen op po­si­tie­ve sig­na­len en al die ne­ga­tie­ve [be­lang­rij­ke, po­si­tie­ve, be­drei­gen­de] sig­na­len uit­ban­nen of niet [wil­len] zien van­we­ge de dub­be­le mo­raal.

De mo­raal van dit ver­haal?
We ont­van­gen en geven niet al­leen sig­na­len, we zijn het ook. Se­con­de in, se­con­de uit. Voor de ander, voor ons­zelf, als fy­sie­ke groeps-­iden­titeit dat men­se­lijk li­chaam en geest heet, als on­der­deel van een fa­milie/­groep.... Voort­du­rend geven we sig­na­len af waar­in we onze po­si­tie be­pa­len en de po­si­tie van an­de­ren, stel­len we voor­waar­den en sig­na­le­ren we de voor­waar­den van an­de­ren.
Des­on­danks, of juist daar­door, fil­te­ren we ook heel veel weg. Omdat we be­lang­rijkere zaken te doen heb­ben of aan­ge­na­me­re din­gen will­len doen. On­be­lang­rijke za­ken en men­sen moe­ten wach­ten, zeg­gen we. Net als on­aan­gename. Dat zijn stoor­zenders. Die vre­ten ener­gie. Daar wor­den we on­aan­ge­naam en/­of moe van. Daar hou­den we niet van. We wil­len al­leen aan­ge­na­me din­gen en men­sen om ons heen en be­lang­rij­ke din­gen doen. Met men­sen die onze ziens­wijze delen en din­gen die ons van nut zijn. En dus fo­cus­sen we ons op dat wat aan­ge­naam en be­lang­rijk is in onze ogen en ont­doen we ons van al­les wat on­aan­ge­naam en on­be­lang­rijk is. Alles wat we be­lang­rijk en aan­ge­naam vin­den krijgt ruime aan­dacht en alles wat on­be­langrijk en on­aan­ge­naam is moet on­mid­del­lijk op­rot­ten. Want we vin­den het be­lang­rijk dat iets of ie­mand aange­naam is. Aan­ge­naam en be­lang­rijk kop­pe­len we graag en veel aan el­kaar. Ook als dat wat aange­naam niet be­lang­rijk is en dat wat be­lang­rijk niet aan­ge­naam. Net zo koppe­len we het on­aan­ge­name graag aan on­be­lang­rijk, ter­wijl dat heel be­langrijk kan zijn. Zoals een vieze geur die ons waar­schuwt dat er iets on­aan­ge­naam is, dat er ge­vaar dreigt, of sym­bo­lisch, dat ie­mand stin­kend ja­loers is. En iets dat, of ie­mand die on­be­lang­rijk is kan heel aan­genaam zijn. Als zij en/of wij dat wil­len ten­min­ste. Vraag is ech­ter: wil­len we dat wel? En zo ja, tegen welke prijs?